Echt en Fake.
Altijd mooi objectief. Efrat Friedland over haar werk als materiaalconsulente.
Efrat Friedland heeft lang als industrie-ontwerpster gewerkt en constateert: Er zijn genoeg producten op de wereld. Er heerst vandaag een veel belangrijkere vraag - de vraag naar materialen, hun specifieke gedrag en hun invloed op esthetiek en functionaliteit. Sinds 2003 werkt ze als “Material Consultant” en adviseert ontwerpers, architecten en ingenieurs in het vormgevingsproces. Een gesprek over verkeerd hout en echte werking.
Interview: Hannes Schmidt
Illustratie: Wang & Söderström
U werkt als materiaalconsultant - wat moet ik mij bij uw werk voorstellen?
Efrat Friedland: In tegenstelling tot mijn vaak technische collega's, adviseer ik ook over design en interieurontwerp. Ik heb dus te maken met esthetische-, emotionele- en functionele factoren te maken, om met alle materiële facetten van een project om te gaan. Op de designopleidingen wordt het vak materiaal helaas nog altijd aanzienlijk verwaarloosd. De studenten worden zo overladen met andere vakken, dat er nog maar weinig ruimte voor een bespreking van het materiaal overblijft. Daarom vind ik het nog steeds een goed idee, om designers met behulp van een materiaalbibliotheek in zekere zin te scholen.
Wat is een materiaalbibliotheek en hoe is ze opgebouwd?
Ik verzamel materialen, die al op de markt of in gebruik zijn en materialen die vers van de onderzoekslaboratoria of uit de industrie komen. Het zijn samples, dus monsters en voorbeelden, voorzien van technische en praktische informatie. Ze zijn gerangschikt op materiaalfamilie zoals kunststof, metaal, hout etc. - en niet op trends. Ik onderzoek geen trends. Mijn aanwijzing luidt: Hier zijn de materialen, die je kunt gebruiken. Door de jaren heen heb ik een groot netwerk opgebouwd, dat mij regelmatig samples levert. Als scout ben ik natuurlijk ook onderweg naar techniekbeurzen, bezoek bedrijven, lees nieuwsbrieven en vaktijdschriften.
Uw bibliotheek is dus zeer technisch. Hoe adviseert u over esthetische kwesties.
Mijn klanten komen immers vooral uit de industrie. Ik werk samen met de designers van de bedrijven. Meestal ligt er al een productconcept klaar. Of er wordt op zijn minst een doelgroep gedefinieerd. Of er is een verhaal, dat vertelt, hoe het product op de markt moet komen. Ik probeer, de klanten ervan te overtuigen, het desbetreffende materiaal op de meest natuurlijke manier te gebruiken - zonder het bijvoorbeeld te lamineren of te verven. Zodat het zijn “ware gezicht” kan laten zien en zijn esthetische kwaliteit niet hoeft te verbergen. Wij zorgen ervoor, dat de esthetiek authentiek is, want uiteindelijk moet het product zichzelf verkopen. En wanneer de esthetiek klopt, dan functioneert de emotie, die het materiaal teweegbrengt.
Is het mogelijk om schoonheid te “objectiveren” en aan specifieke materialen toe te wijzen.
Er bestaat een uitdrukking: Schoonheid ontstaat in de ogen van de kijker. In deze zin zou het een kwestie van persoonlijke smaak zijn. Ieder materiaal, zo zou ik er tegenin brengen, draagt zijn eigen schoonheid in zich. Maar wanneer het om de vormgeving van een product of een ruimte gaat, komen verschillende materialen samen. Daarvoor is een designer nodig, die kiest, de regie neemt - omdat de esthetiek dan door het totale beeld wordt bepaald. En hoe men daarmee de juiste smaak kiest, is moeilijk te beantwoorden; in de architectuur misschien nog moeilijker dan in het design. Vooral in de openbare ruimte moet je de esthetiek met vele smaken in overeenstemming brengen. De belangrijkste vraag is dan natuurlijk die naar de doelgroep. En de grootste fout van een designer of architect is een ontwerp, dat vooral hem persoonlijk zeer bevalt. Het kan in ieder geval niet aan een gebrek aan keuze liggen. Wij verkeren vandaag in de gelukkige omstandigheid, dat de markt verzadigd is, zelfs oververzadigd is. Voor ieder product of project zijn er altijd direct meerdere passende alternatieven.
Vaak wordt de wereld van de materialen in “echt” en “fake” onderverdeeld. Is een materiaal, dat een perfecte imitatie is, minder authentiek dan zijn origineel?
Ik zou zeggen, de meeste mensen vinden echte materialen leuker dan imitaties. Enkele imitaties gedragen zich echter smarter dan het origineel, wanneer het om specifieke toepassingen gaat. In dit geval neigt schoonheid meer naar intelligentie dan naar esthetiek. De firma Bader Leather zet bijvoorbeeld leerafval gemengd met voornamelijk biobased polymeer in het spuitgietproces in. Wanneer je een zo'n kopje of een tablet pakt, voel je de warmte van leer. Het kopje rook er zelfs naar! De producten bevatten een groot aantal leervezels, maar je ziet natuurlijk geen naden, zoals men ze kent van de gebruikelijke werking van leer. Omdat het zuiver spuitgieten is. Na het eerste aha-effect vraagt men zich misschien af, of men ervan houdt of niet, of het mooi is of niet - maar wat men van dit materiaal en deze technologie ook mag vinden, één ding is zeker: Het is wel een behoorlijk smart product, dat ik hier in mijn hand heb ...
Bestaat er zoiets als goed of slecht materiaal?
Nee, dat bestaat niet. Net zo min, als dat duurzaam of niet-duurzaam materiaal bestaat. Het komt op het gebruik aan, op de omgang met het materiaal - dus op hoe het gebruikt wordt. Zo zou bijvoorbeeld een architect kunnen besluiten, om een “groen gebouw” te bouwen en daarvoor uitsluitend natuurlijke materialen te gebruiken. Voor de vormgeving van de entree kiest hij vervolgens bamboe, omdat dat immers zo duurzaam is. Laten we even buiten beschouwing, dat bamboe in Japan in monoculturen wordt verbouwd en dan naar een ander continent verscheept wordt ... Maar dan moet de bamboe worden geconserveerd, omdat zo een entree jarenlang mee moet gaan. Dus wordt het hout van een harslaag voorzien. Wie door de ingang gaat, ziet dus nog steeds bamboe, bewondert de schoonheid van de natuur - maar er is geen kans meer om hout en hars voor recycle-doeleinden weer te scheiden. Bamboe is een plant, groeit razend snel, heeft nauwelijks water nodig, en is in overvloede aanwezig. Maar toch behandelt men het zo, dat het in een radicaal niet-duurzaam materiaal verandert.
In welke mate bepaalt de materialiteit van een object - hetzij in design of architectuur - zijn esthetische kwaliteit en uitstraling?
De materialiteit van een object heeft een duidelijke uitwerking op zijn esthetische waarde. Het hangt echter in hoge mate af van de func- ForRes — Interview 99 tionaliteit en het doel van dit object. Bij een voorwerp, dat slechts uit een enkel materiaal bestaat - bijvoorbeeld een sculptuur of een stoel - gaat de aandacht in zeer hogere mate uit naar het gekozen materiaal dan bij objecten, die uit meerdere materialen zijn samengesteld. Ook de vormgeving speelt daarbij een belangrijke rol. Stelt u zich eens de beroemde Panton Chair voor, die zoals bekend uit kunststof bestaat. Hij volgt een heel specifiek esthetisch concept. Hij communiceert plezier, een zekere mate van ongedwongenheid, is gemakkelijk en ziet er gewoon comfortabel uit. Zouden wij hetzelfde model van gepolijst roestvrijstaal maken, zou ik mij kunnen voorstellen, dat lang zoveel mensen het niet meer aantrekkelijk zouden vinden, om plaats erop te nemen. Zouden we voor steen kiezen, zou de stoel eerder op een sculptuur lijken - nauwelijks levendig, een beetje koud en niet echt uitnodigend. Bij objecten of ruimtes, die uit meerdere materialen bestaan, is de sleutel tot hun esthetische effect, mijns inziens, de relatie tussen materialen en kleur respect. patroonkeuze. Je kunt met de meest hoogwaardige materialen werken - maar zelfs de kleinste fout in de toepassing en de procentuele verdeling kan tot een ongewenst eindresultaat leiden. Bovendien moet het natuurlijk ook in het dagelijks gebruik functioneren.
Natuurlijk versus synthetische materialen - wat is de beste keuze?
Het zijn geen concurrenten van elkaar. Beide materialen hebben een recht van bestaan. Bijvoorbeeld hout: Toen ik mijn materiaalbibliotheek in Israël opende, was het net in de mode, om hout te imiteren. Ik koos dus ook voor een laminaatvloer in houtlook - Burnt Oak, gemaakt in China - dat er misleidend echt uitzag, zelfs de nerven. Er kwamen veel architecten, en bijna geen één van hen zag mijn vloer als imitatie- eiken. Voor veel mensen geldt: Plastic is bah! Maar wanneer je overweegt om echt hout voor een oppervlakte van 200 vierkante meter te gebruiken, moet je ook aan het omkappen van bossen denken en aan de energie die nodig is om het te produceren. Wij hebben weliswaar het laminaat uit China hierheen laten komen, maar voor de vloer in zijn geheel toch aanzienlijk minder energie verbruikt. Het is nooit een kwestie van of-of. Wanneer er een goede reden is om kunststof te gebruiken, is er niets op tegen om dat ook te doen. Alles is altijd een kwestie van context.
Klassieke polymeer materialen, dus kunststoffen, bestaan voor 100 procent uit ruwe olie. Wat gebeurt er, wanneer de bron uitgeput raakt?
Een alternatief is, zulke materialen te recyclen. Virgin-polymeer, dus nieuw materiaal, kun je na het eerste gebruik fijnmalen en zonder kwaliteitsverlies maximaal zeven keer hergebruiken. Een andere mogelijkheid is, toevoegingen te gebruiken - dus het aandeel ruwe olie te verlagen en meer natuurlijke toevoegingen zoals mineralen te gebruiken, in een verhouding van ongeveer 70 tot 30. Of je produceert kunststof achtig materiaal compleet uit natuurlijke materialen, zoals bijvoorbeeld mais of suiker. Dat werkt met wegwerpproducten zoals tassen en bekers, die hoeven echter ook geen topprestaties te leveren. Maar intussen werkt de industrie er hard aan, om de kwaliteit van dit materiaal te verbeteren, tenslotte wil men aardolie ooit kunnen vervangen. De nieuwe generatie “bioplastic” zou bijvoorbeeld al een minimale houdbaarheid van twee tot drie jaar hebben.
Wat zijn de materialen van de toekomst? En waar ziet u nieuwe trends?
Één van de belangrijkste megatrends, die voortduurt en zich verder uitbreidt, is het individualisme. Voor producten betekent dat ze qua kleur, materiaalsamenstelling en zelfs qua functie individueel kunnen veranderen en aan de de eigen behoeften aangepast kunnen worden. Daarom wordt nu intensief aan de ontwikkeling van zogenoemde adaptieve materialen gewerkt. Interessant genoeg worden daardoor echter ook gebruiksconcepten mogelijk, die ook weer een grens aan het onbegrensde individualisme stellen - en bijvoorbeeld op gebrek aan ruimte en woningnood: Zo ontstaan bijvoorbeeld weer woonvormen, waarin een woongemeenschap kamers en objecten deelt, in plaats van al het nodige compleet en ieder voor zich binnen de eigen vier muren te hebben. “Sharing” heet het toverwoord. Daarbij helpen natuurlijk ook materialen, die zeer adaptief zijn. Aan de andere kant heeft men mogelijk geen materiaal nodig dat zo intelligent en aanpasbaar is, om Sharing te vereenvoudigen. Dat is op dit moment vooral van invloed op de auto-industrie. Wanneer steeds meer mensen op “Carsharing” overstappen, is de auto niet langer privé, maar een openbare ruimte. En dat heeft vanzelfsprekend invloed op de keuze van de materialen.
Er zijn veel nieuwe materialen. Hoe en waarom ontstaan ze?
Dat kan bijvoorbeeld ook economische redenen hebben - of modieuze: Een trend vraagt om een nieuw materiaal ... Natuurlijk zijn er ook wetenschappers en ingenieurs, die de la uitvinden. En daaruit dan misschien na twee jaar een materiaal halen en zeggen: Hey, kijk eens, wat we hier hebben - wat zouden we daarmee kunnen doen. Dat gebeurt overigens doorgaans ook in de industrie, niet alleen in onderzoek. Tegelijkertijd vind ik het fascinerend, dat steeds meer jonge ontwerpers zelf materialen gaan uitvinden. Niet omdat er nog niet genoeg materialen zijn, maar vanuit een radicaal verantwoord, duurzaam denken. Deze designers gebruiken uitsluitend natuurlijke hulpbronnen ... ze koken ze, bakken ze, verpulveren ze, kauwen ze fijn en combineren ze met andere natuurlijke materialen. Dat betekent, dat deze jonge creatievelingen zeer geïnteresseerd zijn in het materiaal, dat ze gebruiken, met name inregionale, natuurlijke en duurzame materialen. Op zoek naar een nieuwe materiaaltaal wordt er juist veel en dapper geëxperimenteerd. En dat is een zeer, zeer positieve ontwikkeling.
Zijn Smart Materials echt smart?
Ik geloof, dat deze helemaal niet bestaan. Volgens de officiële definitie zijn het materialen, die op externe prikkels zoals UV-licht of heet water reageren. De industrie vindt materialen smart, als ze hun oppervlakte kunnen veranderen, als ze reageren. Ik daarentegen geloof, dat iedere “Smartness” of “Domheid” van materialen het gevolg is van hun gebruik. Stelt u zich eens voor, dat u een smartphone-display van zelfreparerend glas heeft, hij valt en het glas barst. Geen probleem, want het wordt immers vanzelf weer in elkaar gezet. Maar dit glas is super super duur. In plaats van 300 Euro betaalt u voor mijn part 3000 Euro voor deze smartphone. Is dat een slimme beslissing, aangezien vandaag de dag heel veel mensen hun telefoon sowieso om de paar jaar inruilen? Wanneer u daarentegen zo'n glas voor een militaire jeep gebruikt, zou het zelfs mensenlevens kunnen redden, omdat het hen tegen kogels beschermt. Het is de designer, ingenieur of ook de architect, die het gebruik van een materiaal en daarmee zijn Smartness bepaalt. Veel van de zogenaamde intelligente materialen helpen ons alleen om zelf minder intelligent te worden.