Gedroomde realiteit.
Hoe denkt, bouwt en ontwerpt het bureau architecten jan de vylder inge vinck uit Brussel? Een gesprek met Jan De Vylder en Inge Vinck.
“Architectuur als een kans op een immer avontuurlijk en veranderend universum, als een gedroomde realiteit.” Zo zien architecten Inge Vinck en Jan De Vylder hun praktijk binnen het nieuwe bureau, dat ze drie jaar geleden samen oprichtten. “Misschien is de manier waarop wij nu, met ons nieuwe, kleine bureau, naar de dingen kijken gepaster gezien de maatschappelijke veranderingen die op til zijn”, aldus Jan De Vylder. “Ik heb het dan uiteraard over de klimatologische veranderingen, maar ook over het feit dat de maatschappij vandaag van de architect iets anders verwacht dan enkel een reflectie over ‘craftsmanship’.”
Voordien werkten Jan De Vylder en Inge Vincke samen met Jo Taillieu in het bureau DVVT architecten. Samen met Filip Dujardin en Gideon Boie van BAVO wonnen ze in 2018 De Zilveren Leeuw op de architectuurbiënnale van Venetië voor de installatie Unless Ever People, gebaseerd op het project voor het psychiatrisch centrum Caritas in Melle, België. Caritas was het resultaat van een lang participatief proces samen met de gebruikers van de instelling, waarbij de opdracht - een uitbreiding en vervangnieuwbouw voor de bestaande gebouwen - resoluut in vraag werd gesteld en een nieuwe manier van ontwerp én gebruik tot nieuw typologisch onderzoek leidde. In 2016 waren ze de curator van Bravoure, de tentoonstelling in het Belgische Paviljoen op de Biënnale en de gelijknamige publicatie.
Vandaag werken Inge Vinck en Jan De Vylder aan projecten van wel erg uiteenlopende schaal. Enerzijds zijn er kleine zelfbouwprojecten voor private opdrachtgevers zoals de boogloods in Lievegem. Anderzijds is er CHA PEX, de renovatie en herbestemming van het Palais des Expositions in Charleroi, in samenwerking met het Brusselse bureau AgwA. Deze gigantische voormalige expohal van meer dan 60.000 m2 uit 1953 wordt een cultuur- en congrescentrum met parkeergarage. De architecten kozen ervoor om slechts een klein deel van het gebouw te renoveren volgens de gangbare thermische en akoestische normen en de hoofdmoot van het volume te behouden in zijn oorspronkelijke staat. Het potentieel van die overtollige ruimte wordt benut als ontvangst- en ontmoetingsplek, parking of voor grootschalige evenementen zoals concerten. Deze ‘stedelijke connector’ zou klaar moeten zijn in 2023.
Hoe representatief is het CHA PEX-project voor de dingen waar jullie vandaag mee bezig zijn?
Inge Vinck en Jan De Vylder: CHA PEX is representatief voor ongeveer alles wat we vandaag doen. Van de manier waarop we de wedstrijd gevoerd hebben tot en met de uitvoering. Zo kregen we bijvoorbeeld al een vervolgopdracht voor dit gebouw nog voor de werf klaar was. Plots bleek dat we in het bestaande project een congrescentrum moesten inpassen. Dat is geweldig, en tegelijkertijd ook een oefening in het relativeren van je eigen ontwerp, dat je al moet gaan aanpassen nog voor het goed en wel is uitgevoerd. Maar het belangrijkste is misschien wel de manier waarop we dankzij dit project economischer zijn gaan denken over architectuur. Bij gebouwen van deze schaal heb je eigenlijk drie keer meer budget nodig dan voorhanden om het in zijn geheel aan te pakken. Wij kozen ervoor om slechts een derde van het voorhanden budget (dus een negende van het budget dat je eigenlijk had moeten hebben) in architecturale ingrepen te steken en met de rest het gebouw in orde te brengen, zonder groot architecturaal discours. Dat is een ommeslag geweest in ons denken, die we ‘de 33%’ gedoopt hebben.
Ook het aanbestedingsdossier toont hoe we willen werken: zonder details. Het is binnen de architectuurwereld ‘bon ton’ om mooie details uit te werken. Dat kan op den duur erg maniëristisch worden. De gewone details uit de catalogus zijn mooi genoeg. Zo kozen wij ervoor om alle leuningen in het gebouw te maken uit nadarhekken. Omdat de veiligheidscoördinator dat niet zag zitten, hebben we die nagemaakt. Dat was interessant gezien de grote hoeveelheid die we moesten bestellen en de grote oppervlakte van het gebouw. We maakten ze ook op een iets grotere schaal, zodat ze werkelijk als een ‘gestolen voorwerp’ ingezet konden worden. Soms paste dat niet. En net die imperfectie maakt de schoonheid van het project.
CHA PEX is ook een manier om na te denken over standaarden, regelgeving en normen in het kader van hergebruik. Zolang je hergebruik blijft benaderen met de normen en regelgeving van nieuwbouw loop je heel veel potentieel van de ruimte mis.
Naast jullie praktijk geven jullie beiden les. Waar zijn jullie academisch mee bezig?
Inge Vinck: Ik geef sinds dit jaar les in de masterstudio aan de kunstakademie in Düsseldorf, departement Baukunst. We zijn in totaal met vier docenten die samen de studio begeleiden. Met de studenten doorlopen we doorheen het semester verschillende schalen: in de eerste fase ontwerpen vier studenten samen een kamer, die kamers worden een gebouw en drie gebouwen worden nadien ingeplant in een fictief of bestaand terrein naar keuze. Het is voor mij erg belangrijk dat de studenten leren samenwerken, want in het beroepsleven is samenwerking de norm.
Jan De Vylder: Ik ben al een paar jaar verbonden aan de ETH in Zürich, waar ik zowel lesgeef als aan onderzoek doe. Ik werk met de studenten rond projecten waarin we voortbouwen op de 33%-ervaring van het CHA PEX-project in Charleroi. We onderzoeken hoe we met een derde van de investeringen toch aan herbestemming kunnen doen. Ik wil herbestemming ook politiek op de agenda krijgen, actief deelnemen aan het beleid en deelnemen in de op gang zijnde maatschappelijke debatten. Uiteindelijk gaat het erover om meer te doen met minder en om te tonen dat gebouwen die anderen misschien hebben opgegeven, toch een kans verdienen.